Sociaal gedrag

Ieder dier heeft contact met soortgenoten, al was het alleen maar om te paren. Dieren van dezelfde soort communiceren met elkaar. Een aantal gedragingen die met communicatie te maken hebben, zijn ook door andere soorten te begrijpen. Zo is de alarmroep van bijvoorbeeld een merel ook duidelijk voor andere vogelsoorten.

Diersoorten die in groepen leven noemen we sociale dieren. Binnen sociale groepen bestaat een taakverdeling. Sociaal gedrag is gedrag dat soortgenoten ten opzichte van elkaar vertonen.

Sociale dieren

 

De meeste diersoorten leven alleen (solitair) en hebben alleen contact met soortgenoten voor de voortplanting: de paring en eventueel de zorg voor de jongen.

Diersoorten die in langdurig in groepen samenleven, noem je sociaal. Hoefdieren op de savanne zijn een voorbeeld van sociale dieren.

Voor- en nadelen van een groep
Zowel solitair leven als leven in groepen heeft voor- en nadelen. De samenwerking in een groep blijft alleen bestaan als de voordelen groter zijn dan de nadelen. Ook de groepsgrootte van de groep wordt bepaald door de voor- en nadelen van het groepsleven.

Voordelen:

  • De groep biedt bescherming;
  • De dieren in een groep kunnen samen jagen en verjagen.

Nadelen:

  • Het beschikbare voedsel moet gedeeld worden;
  • Er is een grotere kans op het oplopen van een besmettelijke ziekte of parasieten;
  • Groepsgenoten kunnen je bedriegen, bijvoorbeeld door hun eieren in jouw nest leggen, de eieren uit jouw nest op te eten of paren met jouw partner.

 

Anonieme groepen/Hiërarchische groepen

Dieren in anonieme groepen zoeken elkaars gezelschap alleen doordat ze dezelfde plekken opzoeken en omdat het veiliger is. Anonieme groepen hebben verder geen structuur, de dieren kennen elkaar niet.

Voorbeelden van dieren die in anonieme groepen leven, zijn vissen (school vissen), muggen (muggenzwerm) of trekvogels.

In hiërarchische groepen kennen de dieren elkaar wel. Voorbeelden hiervan zijn kuddes paarden, roedels wolven, troepen ganzen en groepen apen of mensapen.

Een hiërarchische groep heeft vaak een leid(st)er. Vaak is de leider de sterkste;
er wordt dan op gezette tijden gevochten om het leiderschap (bij wilde paarden).
Soms is de leider het oudste en meest ervaren wijfje (bij olifanten) van de groep.

Binnen zo'n sociale groep kennen de dieren vaak precies hun plaats in de rangorde
(of pikorde). Hierdoor hoeven ze niet iedere keer te vechten om voedsel, ze weten
dat ze op hun tijd aan de beurt komen. De hogere in rang weet ook, dat hij wat over moet laten voor wie na hem komt. Vaak is er een taakverdeling.

 

Omgevingsinvloed in sociaal gedrag

Bij veel diersoorten speelt leren een grote rol bij de ontwikkeling van sociaal gedrag. Voor dieren die in een groep leven, is het opgroeien met soortgenoten van belang voor hun prestaties in de groep.

Door imiteren, stoeien en plagen leren jonge dieren (en kinderen) hoe ver ze kunnen gaan in de groep. Ze leren de regels en normen van de groep kennen. Zo leren ze spelenderwijs het juiste sociaal gedrag.

 

Communicatie

Voor alle dieren die in groepen leven is onderlinge communicatie belangrijk. Ze kunnen elkaar dingen verzoeken: vragen om voedsel, uitnodigen om te paren of waarschuwen voor een vijand.

Er zijn allerlei manieren om te communiceren. Mieren doen het met geur, bijen met een bijendans en honden door hun staart te bewegen. Om met elkaar overweg te kunnen, is communicatie noodzakelijk.

Wij mensen hebben ons succes voor een belangrijk deel aan onze manier van communiceren te danken.
Door het ontwikkelen van taal, veel later het schrift, en tenslotte de technologie, kunnen we tegenwoordig met de hele wereld communiceren. Als er ergens iets is gebeurd, weet de rest van de wereld het heel snel.

 

Signalen uitzenden en ontvangen

Bij communicatie worden signalen uitgezonden en ontvangen. Belangrijk hierbij zijn het vermogen om te kunnen zien, horen, ruiken en voelen (ook warmte).  
Elk communicatiekanaal heeft zijn eigen voor- en nadelen.
Bij het visuele systeem (zien) zijn de signalen bewegingen en kleur. De ogen zijn de ontvangers van de signalen. Lichaamstaal en mimiek zijn de oudste vormen van menselijke communicatie. Later is onze lichaamstaal uitgebreid met gebarentaal.

Het auditieve systeem (horen) werkt met geluid en gehoor. De spraak is in de evolutie van de menselijke communicatie jonger dan de gebarentaal.
De belangrijkste uitvoerende organen bij de spraak zijn longen, stembanden en tong.
Andere vormen van communicatie verlopen via geur (reuk), warmtestraling (warmtezintuigen) en aanraken (tastzintuigen). Lichaamslucht is een belangrijke boodschapper. Baby’s herkennen allereerst de geur van hun moeder. Ook bij de keuze van een partner is geur bepalend.

 

Menselijke communicatie

Veel van wat we uit gedragsonderzoek bij dieren hebben geleerd, blijkt ook op te gaan voor het gedrag van mensen. De communicatiekanalen zijn vergelijkbaar.
Ook mensen kennen sleutelprikkels en supranormale prikkels. Het zien van een babygezicht kan een sleutelprikkel zijn voor beschermend en verzorgend gedrag. In de reclame wordt veel gebruik gemaakt van supranormale prikkels.
Ook van overspronggedrag en ongerichte agressie kun je voorbeelden zien bij mensen.
Een onervaren spreker die voor een grote groep staat loopt soms doelloos heen en weer, een combinatie vluchten en toenadering zoeken. Ook kan iemand in zo’n situatie bijvoorbeeld in zijn handen wrijven of door zijn haar strijken. Met de vuist op tafel slaan is een voorbeeld van ongerichte agressie.
Mensen geven elkaar blijkbaar veel informatie via hun lichaamstaal.

 

 

Taakverdeling

Binnen een groep van sociaal levende dieren bestaat meestal een rangorde.
Dit is het geval bij zoogdieren, maar ook bij vogels en zelfs bij reptielen en vissen is een soort van rangorde aangetoond.

Als een wolf na de jacht terugkomt bij de groep wordt hij kwispelend begroet. De jongen likken aan zijn mondhoeken en gaan op hun rug liggen. Mocht er een prooi gevangen zijn dan eet de belangrijkste wolf eerst. De andere wolven knokken voor een hapje.

 

Sociaal levende insecten

Bijen, wespen en mieren zijn sociaal levende insecten. Hun voortbestaan hangt af
van de samenwerking binnen de groep. Binnen de groep is er een taakverdeling.

Een bijenvolk bestaat uit drie typen bijen: een koningin, werksters en darren.
De koningin zorgt voor het nageslacht. Darren zijn mannelijke bijen, zij paren met
de koningin en zijn daarna niet meer nodig. Werksters zijn onvruchtbare, vrouwelijke bijen, die al het andere werk doen. De darren hoeven geen voedsel te halen, ze worden door de werksters gevoed.

Bij wegmieren legt de koningin haar eieren in een ondergronds nest.
Werksters hebben een taakverdeling: sommige verzorgen de eieren, anderen verdedigen het nest en weer anderen verzamelen voedsel. De koningin
communiceert met de werksters via geurstoffen (feromonen).

Rangorde

Binnen een groep chimpansees is er een rangorde. Er is één mannetje de baas, de Alfa-man. De alfa-man krijgt voorrang bij het eten en paart met alle vrouwtjes. Ook de belangrijkste vrouw heeft veel invloed in de groep.
De leden van de groep sluiten coalities ofwel samenwerkingsverbanden met elkaar. Binnen de groep zijn er continu verschuivingen in de rangorde.
Gewoonlijk heeft zo’n groep een leider die zijn plaats heeft gekregen door gevechten met mededingers of op grond van ervaring of bondgenootschappen. De leider is meestal een ouder, ervaren dier; afhankelijk van de soort een mannetje of een vrouwtje, dat autoriteit bezit en door de andere dieren van de groep wordt gehoorzaamd.

De rangorde die onder de leden van de groep heerst, is duidelijk waar te nemen, ook door mensen. Voorbeelden zijn de rangorde bij wolven, olifanten, een toom kippen of een kudde koeien. Is eenmaal de rangorde vastgesteld, dan is gewoonlijk een dreighouding van een hogere in rang voldoende om de vastgestelde hiërarchie te handhaven. Tijdens het voedsel zoeken blijven de dieren van een groep op een bepaalde afstand van elkaar.

 

Voorkomen van conflicten

Als soortgenoten met elkaar in contact komen, kunnen er ook conflicten ontstaan. Meestal zijn er in de loop van de ontwikkeling van de soort allerlei signalen ontwikkeld die ernstige schade voorkomen. Dieren die een gevecht verliezen of willen voorkomen, tonen verzoeningsgebaren. Dit zijn sleutelprikkels die de agressie van de overwinnaar remmen. Wolven en honden kunnen de zijkant van de nek, met de kwetsbare halsslagader, tonen of op de rug rollen.

Voor het dominante dier is dit voldoende. Ook als het tot een gevecht komt, om een territorium bijvoorbeeld, wordt schade vaak vermeden doordat er een zekere ritualisatie heeft plaatsgevonden: het gevecht verloopt door middel van vastgelegde handelingen. Je kunt het een beetje vergelijken met streng gereglementeerde vechtsporten zoals Kungfu.

 

Leiderschap bij mensen

Overal waar mensen samen zijn, zijn leiders.
Formele leiders (de directeur, de voorzitter), maar ook informele (diegene naar wie met ontzag gekeken of geluisterd wordt).

Ouders hebben de leiding in het gezin. Autoritaire ouders stellen duidelijke regels. De kinderen weten waar ze zich aan moeten houden. Anti-autoritaire ouders stellen minder regels. De kinderen moeten er zelf achter zien te komen wat anderen goed en niet goed vinden. De meeste ouders zijn niet autoritair of anti-autoritair, maar iets er tussen in.