Evolutie en gedrag
Inleiding
Gedrag heeft invloed op de overlevingskansen en het voortplantingssucces van een dier ("Doorgeven van eigenschappen"). Het ligt dus voor de hand te veronderstellen dat ook gedrag evolueert. Wanneer alle dieren in een populatie zich op dezelfde wijze gedragen ondanks verschillen in interne of externe factoren, dan spreken we van aangeboren gedrag: het genotype bepaalt het gedrag. Meestal is er sprake van gedragsfenotypen die variëren afhankelijk van omgevingsfactoren. Sociale interacties, aanwezigheid van bepaald voedsel, of de mogelijkheden om te leren beïnvloeden het gedrag. In dit geval is het gedragsfenotype het resultaat van genotype en milieu.
Bij evolutionaire (ook wel ultieme of functionele) verklaringen voor gedrag bekijkt men de mogelijke voordelen van bepaald gedrag in het kader van evolutionaire fitness. Daarbij horen vragen als ‘waartoe dient het gedrag?’ en ‘hoe is het gedrag geëvolueerd?’.
De erfelijke basis van gedrag in de tijd
Afwijkend gedrag kan voor een dier zowel voordelig als nadelig zijn. Gedrag dat beter is aangepast aan de omgeving, kan leiden tot meer nakomelingen.
Schutkleuren helpen dieren om te voorkomen dat ze ontdekt worden door roofdieren. Een dier dat maximaal gebruik maakt van zijn schutkleur, verhoogt zijn hun kans om te overleven en om zich voort te planten.
De genen die zorgen voor dit gedrag, kunnen door deze nakomelingen geërfd worden. Op den duur zullen die genen steeds vaker voorkomen binnen de soort.
De selectie op eigenschappen die de fitness verhogen, is een van de bouwstenen van de evolutietheorie.
De evolutietheorie houdt zich bezig met het ontstaan van soorten en gaat er vanuit dat soorten geleidelijk uit andere soorten zijn ontsta
Adaptieve eigenschappen
Eigenschappen die gunstig zijn om te overleven en nakomelingen te krijgen worden vaker doorgegeven aan volgende generaties dan minder gunstige.
Zo´n eigenschap heet een adaptieve eigenschap.
Vluchtgedrag kun je zien als een adaptieve eigenschap. Vluchtgedrag verhoogt de kans op overleving en dus op reproductie en is in dat opzicht adaptief. Hetzelfde geldt voor vechtgedrag, eetgedrag en voortplantingsgedrag.
Natuurlijke selectie leidt alleen tot het evolueren van gedrag als dit gedrag genetisch bepaald is.
De genetische overerving van gedrag is een complexe zaak, omdat de hersenstructuren die ons gedrag aansturen worden gecodeerd door vele duizenden genen.
Naast natuurlijke selectie komt er ook seksuele selectie voor. Als vrouwtjes steeds de ‘mooiste’ en ‘sterkste’ mannetjes uitkiezen, zullen de mannetjes in de loop van de tijd ook steeds ‘mooier’ uitgedost zijn, bv zoals de pauw, of steeds sterker worden. Een mannetje dat fraai is uitgedost heeft echter ook het nadeel dat hij beter opvalt bij vijanden.
Sociobiologie
Sociobiologie houdt zich bezig met de evolutionaire oorsprong van sociaal gedrag bij dieren, de mens incluis. Een belangrijk idee hierbij is dat gedrag een overlevingsstrategie voor het individu vormt. Gedrag is dus ook van belang voor het overleven van de soort. Sociobiologie geldt als omstreden, omdat de genetische bepaaldheid van met name menselijk gedrag sommigen tegen de borst stuit. Toch is ook menselijk gedrag te beschouwen als het resultaat van genotype en milieu. Die opvatting is nog niet zo lang geaccepteerd. Lang is gedacht dat menselijk gedrag voor een deel bestaat uit gedragspatronen die ook bij dieren voorkomen (slapen, eten, seks), maar dat een groot deel van het gedrag (religie, taalgebruik, morele principes, cultuur) typisch menselijk is en niet door onze biologische achtergrond wordt bepaald.
Volgens de huidige opvattingen worden je mogelijkheden in sterke mate begrensd door je genen. Of je het maximale of het minimale uit je (genetische) mogelijkheden haalt, hangt af van bijvoorbeeld inzet en omgevingsinvloeden.
Altruïsme
Groepen waarin sprake is van taakverdeling, hiërarchie, gemeenschappelijke zorg, gezamenlijke bescherming en verdediging van het territorium kunnen alleen bestaan als de individuen coöperatief gedrag ofwel samenwerking vertonen.
Coöperatief gedrag komt veelvuldig voor in de natuur: tussen soortgenoten, tussen dieren van verschillende soorten en zelfs tussen dieren en planten. Meestal hebben alle partijen er voordeel bij, een win-win situatie. Bij sociaal levende dieren kan coöperatie zelfs zover gaan dat het ene individu zichzelf opoffert ten behoeve van een ander individu. Dat gedrag heet altruïsme.
Op het eerste gezicht is het lastig om het ontstaan van altruïsme als een adaptatie te zien: hoe kan een nadeel voor een individu gunstig zijn bij natuurlijke selectie?
Het wordt begrijpelijk als je bedenkt dat het voordelen heeft voor de groepsgenoten waarvoor het individu zich opoffert. Als deze groepsgenoten ook verwanten zijn, zullen ze gemeenschappelijke genen hebben. Het is dan mogelijk dat deze genen - die dus ook bij het zich opofferende individu aanwezig zijn - zich verder in de populatie vermeerderen.
Een andere vergaande vorm van samenwerking is wederkerig altruïsme: ik help jou nu, in de verwachting dat jij mij helpt als ik hulp nodig heb.
Cultuur
Een cultuur ontstaat doordat de nakomelingen het gedrag overnemen van de ouders. Cultureel bepaald gedrag wordt niet overgedragen door de genen. Doordat kinderen van ouders bepaalde gedragingen leren, blijft het gedrag in de tijd bewaard. Bij een cultuur is het gedrag kenmerkend voor een bepaalde groep.
Vinken uit Noorwegen zingen anders dan vinken uit Italië. Toch herkent een vogelkenner in beide geluiden een vink. In zo’n geval spreek je van dialecten.
Men neemt aan dat de structuur van de vinkenzang (en van andere talen) erfelijk bepaald is. Dialecten (regionale verschillen) ontstaan doordat de vinken de zang van hun ouders leren. Dialecten worden van generatie op generatie overgedragen.
Vergelijken van cultuur van mensapen en mensen kan inzicht bieden in onze geschiedenis. Zo komt het reiken van de hand in veel verschillende culturen van mensen voor. Maar ook chimpansees en gorilla’s reiken elkaar de hand als ze toenadering willen zoeken. Dit wijst erop dat de gezamenlijke voorouder van de chimpansee en mens deze gebaren al gebruikte. In veel menselijke culturen en ook bij chimpansees komt de zogenaamde wenkbrauwgroet voor. Hierbij wordt als begroeting geglimlacht en worden de wenkbrauwen even opgetrokken.
In elke groep ontwikkelt de cultuur zich verder.
Zo hebben onderzoekers hebben bij zeven ver van elkaar levende chimpansees maar liefst 39 verschillende soorten cultureel gedrag ontdekt.
Deze culturele verschillen worden door leerprocessen binnen de groep doorgegeven.
Menselijke cultuur en rituelen
Mensen kennen een vaste, cultuurgebonden inrichting van officiële gebeurtenissen: rituelen. Huwelijken wordt op dezelfde manier bezegeld, een begrafenis regelt men volgens een vast patroon. Als iemand de rituelen verstoort, geeft dat vaak nogal wat opschudding.
Door toenemende individualisatie ontstaat er wel een grotere vrijheid om de rituelen een eigen invulling te geven.
Hoe individualistisch je ook bent, toch maak nog steeds je deel uit van verschillende groepen mensen die elk een eigen subcultuur hebben. Als je bij je oma op bezoek gaat gedraag je je anders dan wanneer je op zaterdagavond uit gaat. En misschien kun je onder jongeren ook verschillende subculturen onderscheiden.
Bij elke groep hoort een andere stijl van haardracht, kleding en muziekvoorkeur.
Normen en waarden in sociale groepen
Een groep of cultuur heeft bepaalde waarden en normen. In andere culturen gelden soms andere waarden en normen.
Een waarde is een bepaald uitgangspunt dat door veel mensen gedeeld wordt. Zo’n waarde is bijvoorbeeld dat alle mensen gelijk behandeld moeten worden, ongeacht hun huidskleur, geloof of sekse. Normen zijn gedragsregels die bij een waarde horen. Een voorbeeld van een norm is dat mannen en vrouwen die hetzelfde werk doen daarvoor evenveel betaald krijgen.
Iemand die in een bepaalde situatie gedrag vertoont dat anderen van hem of haar verwachten, voldoet aan een rolpatroon. Een bekend rolpatroon is het traditionele man-vrouw rolpatroon, waarbij mannen de kost verdienen en vrouwen het huishouden en de kinderen verzorgen.
Discriminatie
Discriminatie betekent letterlijk het maken van onderscheid. De Nederlandse wet verbiedt discriminatie op huidskleur, geslacht of seksuele voorkeur. Iedereen heeft volgens de wet gelijke rechten. Toch krijgen vrouwen in de praktijk minder snel een leidersrol toebedeeld en in veel landen zijn ze lager in de rangorde dan mannen. Vooroordelen wegnemen vergt tijd.
Tot 1990 gold in Zuid-Afrika een politiek systeem dat was gebaseerd op het idee dat gekleurde mensen minderwaardig waren aan blanken: het apartheidsregime.
Maak jouw eigen website met JouwWeb