Relaties tussen soorten
Inleiding
Organismen zijn onderling van elkaar afhankelijk. Planten en dieren hebben invloed op elkaar en dus een relatie met elkaar. Planten dienen als voedsel of als woonplaats voor dieren.
Dieren zorgen voor het bestuiven en het verspreiden van vruchten en zaden van de plant.
Organismen van dezelfde soort hebben ook onderlinge relaties.
Relaties binnen populaties
Individuen van één soort hebben in grote lijnen dezelfde behoeften. Zij eten hetzelfde voedsel, vertonen hetzelfde gedrag en zijn afhankelijk van elkaar voor onder andere de voortplanting. Ook binnen populaties hebben organismen allerlei relaties met elkaar.
Concurentie
Organismen van een populatie leven in een niche. Binnen de populatie beïnvloeden ze elkaar. Als er sprake is van voedselschaarste of gebrek aan voldoende leefruimte, worden organismen elkaars concurrenten.
Wanneer dieren een gebied tegen binnendringende soortgenoten beschermen, spreek je van territorium gedrag.
Organismen in een populatie concurreren elkaar ook om voedsel en zonlicht (bij planten). Bij veel soorten leidt de voortplantingsrelatie ook tot concurrentie. Dat is het geval als één mannetje meerdere vrouwtjes heeft of als er minder vrouwtjes zijn dan mannetjes.
Coöperatie
Organismen beconcurreren elkaar niet alleen maar.
Ze hebben elkaar ook nodig en werken samen (coöperatie).
Mannetjes en vrouwtjes van dezelfde soort hebben een voortplantingsrelatie. Veel gedrag van dieren heeft te maken met deze voortplantingsrelatie, zoals baltsen, paren en het bouwen van een nest.
Dieren werken samen bij het verkrijgen van voedsel: individuen in een populatie kunnen samenwerken in paren of groepen. Het biedt naast voedsel ook een goede bescherming tegen predatoren.
Relaties tussen verschillende soorten
In een ecosysteem hebben organismen van verschillende soorten de meest uiteenlopende relaties met elkaar, zoals de voedingsrelatie.
Tussen populaties vindt competitie plaats om het beschikbare voedsel.
Een te sterke competitie leidt bij organismen tot specialisatie van het opnemen van specifieke voedingsstoffen.
Ook vindt competitie plaats in de voortplanting, bijvoorbeeld om de periode van het ontkiemen van zaden.
Soorten kunnen ook goed samenwerken, zoals de heremietkreeft en de zeeanemoon.
Verschillende manieren van samenwerken zijn te onderscheiden.
Predatie
Bij de meeste voedselrelaties dient het ene organisme het andere tot voedsel. De relatie is dan eenzijdig. Organismen in een voedselketen gebruiken elkaar als voedsel. Producenten (planten) staan aan het begin van een voedselketen. Herbivoren eten planten. Carnivoren (vleeseters) eten herbivoren. Deze carnivoren kunnen op hun beurt ook weer door carnivoren van een hogere orde gegeten worden.
Bij dieren heet de eter een predator en het voedsel de prooi.
Planten staan aan het begin van een voedselketen.
De ene soort gebruikt de andere soort als voedsel.
Bij dieren heet de eter een predator en zijn voedsel de prooi.
In een ecosysteem bestaan vele voedselketens die kriskras door elkaar heen lopen. Zo’n stelsel van voedselketens noemen we een voedselweb.
Soms azen individuen van verschillende soorten op hetzelfde voedsel. Concurrentie om voedsel is voor beide nadelig. Uiteindelijk leidt het tot het verdwijnen van één van de twee soorten uit het ecosysteem of de concurrentie wordt beperkt door specialisatie.
De dieren gebruiken gedeeltelijk verschillend voedsel of jagen op verschillende tijdstippen van de dag.
Symbiose
Het begrip symbiose wordt gebruikt als een organisme samenleeft met een organisme van een andere soort.
Er zijn verschillende symbiotische relaties mogelijk.
Als één van beide soorten voordeel van de relatie ondervindt en de ander nadeel, is er sprake van parasitisme.
Als de één voordeel heeft en de ander er geen voordeel maar ook geen last van heeft, noem je het commensalisme.
Als beide soorten voordeel van de relatie hebben, noem je het mutualisme.
Mutualisme
De meest voorbeeldige vorm van samenwerking tussen organismen heet mutualisme. Van deze vorm van samenleven ondervinden beide soorten voordelen.
Dat is bijvoorbeeld het geval bij de samenwerking tussen wieren en schimmels in bepaalde korstmossen of bij bloemen en bijen. De bij vergaart voedsel en bevordert daarmee de voortplanting van de plant (verspreiding).
Parasitisme
Als de eter een organisme is dat zijn prooi niet doodt (wel ervan profiteert) en als de gastheer er nadelige gevolgen van ondervindt, dan noem je het een parasiet.
Bekende voorbeelden van parasieten zijn vlooien, muggen en bloedzuigers die het bloed van andere dieren (gastheer) als voedsel gebruiken zonder hen te doden en als de gastheer er nadelige gevolgen van ondervindt.
In de video hieronder zie je een rups die last heeft van parasiterende larven.
Commensalisme
Er is ook samenwerking tussen soorten waarbij de een voordeel heeft en de ander er geen last van heeft. Dat heet commensalisme.
Dat is bijvoorbeeld het geval bij de zeepokken op een walvis of een schelpdier.
Commensalisme komt bijvoorbeeld ook voor bij vissen die in het koraal leven, zoals in de zeeanemoon en de clownvis in de video hieronder.
Overlappende niches
Organismen van verschillende soorten hebben een eigen niche.
De niches kunnen elkaar wel overlappen.
Niches van verschillende soorten die elkaar volledig overlappen leidt tot een concurrentiestrijd waarbij een van de soorten waarschijnlijk zal verdwijnen.
In de meeste ecosystemen bestaat een evenwicht tussen de niches van verschillende soorten. De niches overlappen elkaar voor een deel.
Hoe meer soorten in een ecosysteem, des te gespecialiseerder de niches zijn.
Dezelfde voedselbron hoeft niet noodzakelijk tot een concurrentiestrijd te leiden. Het feit dat de regenworm zowel tot de niche van een grutto als van een merel behoort, leidt niet tot concurrentie, doordat andere factoren bepalen dat de vogels heel verschillende leefgebieden hebben.
Maak jouw eigen website met JouwWeb